Wanneer je met je camera scherp stelt op een onderwerp zal dat deel van het onderwerp scherp worden weergegeven op de foto.

Dat deel van het onderwerp bevindt zich in het scherpstelvlak (B in de afbeelding). Dat scherpstelvlak is dun. 

Bij de meeste camera’s heeft het scherpstelvlak een verhouding van Breedte x Hoogte  = 3 x 2. 

Dit scherpstelvlak is evenwijdig aan de sensor in de camera.

Een bepaald gebied vóór het scherpstelvlak en een bepaald gebied achter het scherpstelvlak is acceptabel scherp. Acceptabel scherp betekent dat wij het scherp ervaren met onze ogen. Dit gebied van het voorste vlak tot het achterste vlak waarin alles acceptabel scherp wordt weergegeven heet totale scherptediepte. In het Engels: DOF = Depth of Field.

 

Grafisch:

Voorwerpen die zich bevinden binnen het scherptediepte gebied zullen scherp worden weergegeven. Voorwerpen buiten het scherptediepte gebied worden onscherp weergegeven. Een vakterm voor onscherpte is bokeh.

Het scherptediepte gebied is de ZONE waarbinnen onderwerpen bij straatfotografie zich moeten bevinden om scherp te worden weergegeven. Vandaar de term ZONE FOCUSINGBij straatfotografie is het handig om vooraf je camera handmatig (manueel) zo in te stellen dat het scherptegebied zo groot mogelijk is. Zorg dat deze instellingen tijdens het fotograferen niet veranderen zodat je razendsnel kunt reageren op straattaferelen.  

 

DE SCHERPTEDIEPTE IS AFHANKELIJK VAN:

#1. De grootte van de sensor

#2. Brandpunt van het objectief

#3. Diafragma 

#4. De plek waarop scherp wordt gesteld (punt B in de afbeelding)